Anatomie van het paardengebit
Bij het paard komt, net als bij mensen, een melkgebit en vervolgens een definitief gebit voor.
Het melkgebit bestaat uit:
-
12 snijtanden
-
evt. 4 wolfstanden (Premolaar 1)
-
12 kiezen (Premolaren P2, P3 en P4)
Het volwassen gebit bestaat uit:
-
12 snijtanden
-
evt. 4 hoektanden
-
evt. 4 wolfstanden (P1)
-
24 kiezen
-
12 premolaren (P2, P3 en P4)
-
12 molaren (M1, M2 en M3)
-
Het wisselen van het melkgebit begint rond de leeftijd van 2,5 jaar en duurt ongeveer tot de leeftijd van 4,5 jaar. In deze periode is het aan te raden het paard regelmatig door de gebitsverzorger te laten controleren. Problemen bij het wisselen kunnen namelijk latere gebitsafwijkingen veroorzaken. Daarnaast kan de periode van wisselen ook voor veel ongemak zorgen bij het paard.
Snijtanden
Met behulp van het analyseren van de snijtanden kan de leeftijd van het paard worden geschat tot een leeftijd van ongeveer 20 jaar.
Hoektanden
De hoektanden worden in de volksmond ook wel ruinentanden of hengstentanden genoemd, dit is echter foutief omdat deze tanden bij merries ook voor kunnen komen.
Wolfstanden
Wolfstanden zijn kleine, rudimentaire (geen functie hebbende) kiezen die voor de
eerste kies van de kiezenrij liggen. Eigenlijk liggen ze precies op de plaats waar het bit
in de paardenmond ligt. De wolfstanden hebben een kleine zenuw en bloedvoorziening,
maar ook een zeer korte wortel. Het bit kan hierdoor veel pijn veroorzaken aan de
wolfstand. De zenuw in de tand wordt namelijk constant geprikkeld wanneer het bit
tegen de wolfstand aan komt. Dit is de reden dat wolfstanden eigenlijk altijd preventief
worden verwijderd (ter voorkoming van eventuele pijn en rijtechnische problemen in
de toekomst).
Wolfstanden komen voor bij ongeveer 30% van de paardenpopulatie. Ze komen meestal tevoorschijn bij een leeftijd van zes tot twaalf maanden. Bij sommige paarden blijven ze echter verborgen onder het tandvlees. Dit kan voor dezelfde problemen zorgen als eerder aangegeven. Helaas wordt dit nog regelmatig over het hoofd gezien door een niet goed getrainde gebitsverzorger.
Kiezen
Goed functionerende kiezen zijn van groot belang voor een gezond paard. De kiezen vormen het eerste onderdeel van de voedselverwerking. Deze kiezen malen het harde voer klein, waardoor het in het maagdarmkanaal gemakkelijker opgenomen kan worden. Wanneer het paard niet in staat is het voedsel goed te vermalen, kan je bijvoorbeeld voedselresten (granen, hooi) terugvinden in de mest.
Het paard maakt een maalbeweging tijdens het kauwen. Deze maalbeweging is anders dan de manier waarop mensen kauwen. Mensen bewegen hun kaken slechts op en neer. Bij paarden komt hier ook nog een zijwaartse beweging bij. In onderstaande video leg ik met behulp van mijn schedel uit hoe het paard de maalbeweging maakt. De mond wordt allereerst geopend, vervolgens wordt de onderkaak naar rechts of links verplaatst en wordt de mond weer gesloten. Door de hoek van het kauwvlak van de kiezen en een aanspannen van de kauwspieren beweegt de onderkaak weer richting het midden en wordt het voedsel fijngemaald.
​
Er zit een kleine fout in de video hieronder. Het gaat om de hoek van de kiezen, niet de hoek van de snijtanden. Ik zal een nieuwe video plaatsen wanneer het weer het toelaat om een nieuwe video op te nemen.
​
De kracht op de kiezen bij het vermalen is dusdanig groot dat de kiezen hier zelf ook wat van afslijten. Deze slijtage gebeurt met een snelheid van ongeveer drie tot vier milimeter per jaar. Om deze slijtage te compenseren komt de kies met dezelfde snelheid uit de tandkas naar buiten.
Op onderstaand figuur is zichtbaar dat de kies nog een stuk door loopt in de schedel. Het deel van de kies dat we in de mond zien noemen we de klinische kroon. Het deel van de kies dat zich in de schedel bevindt noemen we de reservekroon, gevolgd door de wortel. Onderstaand figuur is een voorbeeld van een jong paard, de lengte van de reservekroon in de schedel is zeer groot! Naarmate de leeftijd vordert komt de reservekroon steeds verder buiten de tandkas te liggen en wordt dan dus ook de klinische kroon genoemd. De lengte van de reservekroon in de schedel wordt dus steeds kleiner naarmate het paard ouder wordt. Dit proces gaat door tot de gehele reservekroon verdwenen is en er enkel nog een wortel in de schedel zit.
Het mechanisme van slijtage en het uit de tandkas treden van de kiezen zou idealiter met dezelfde snelheid gaan, beide drie tot vier milimeter per jaar. Dit is vaak echter niet het geval. Dit fenomeen is dan ook de grootse veroorzaker van gebitsafwijkingen.